Aantal dagen onderweg
- Totale voortgang 50%
Totaal aantal kilometers
De lange weg van de PCT; Deel 8
Vandaag hebben we de grens van de 2000km bereikt. De afgelopen dagen en weken gingen soms in een heerlijke roes voorbij waarin ik alle besef van tijd verloor, maar soms ook voelde het als een sleur waarin de dagen moeilijk van elkaar te onderscheiden waren. Opstaan ging moeizaam in de wetenschap dat er weer 35 zware kilometers te wachten lagen. Na de Siërra’s moest ik wennen aan het veranderende landschap. Minder adembenemende uitzichten, meer bomen en bossen. Het is niet minder mooi, maar zeker anders. En niet alleen het landschap is veranderd. Alsof we met de doorkruisen van de siërra’s niet alleen het hoogste punt van de trail gehad hebben, maar ook het hoogtepunt. Iedereen begint langzaam te rekenen. Hoeveel dagen hebben we nog, en hoeveel mijl moeten we dan per dag lopen? Alsof het halverwege punt niet halverwege is, maar het begin van het einde inluidt.
Het is ook druk op de trail. Kamperen met 10 anderen is geen uitzondering en ik loop steeds in de wetenschap dat er in het uur voor en achter ons minstens 20 anderen lopen. Het is bijzonder om op nieuwe plekken aan te komen en daar weer oude bekenden te zien. Alsof iedere plek een stamkroeg is waar ik mijn vrienden ontmoet. Toch is het soms ook te veel. Ik vind lang niet altijd de rust die ik zoek onderweg en de uren die ik/ we alleen doorbrengen in de week zijn op een hand te tellen. De nachtelijke geluiden bestaan vooral uit snurkende hikers, krakende matjes of nachtelijke wandelaars.
Natuurlijk, het is een voorrecht om de hele dag buiten en in de natuur te zijn. Om de maan vol te zien worden en weer aft e zien nemen. Om te zwemmen in een van de vele beekjes die we oversteken en tijdens de lunch heerlijk in de schaduw een dutje te doen. Het verstrijken van de tijd gaat langzaam, maar is duidelijk te zien aan de natuur. Lupines die twee weken geleden nog allemaal in volle bloei stonden beginnen langzaam peulen te krijgen. Vroege voorjaarsbloemen beginnen te verwelken en maken ruimte voor andere bloemen. De afgelopen dagen was het werkelijk feest in de natuur en leken de bloemen voor het vuurwerk te zorgen.
De bergen van Noord-California strekken zich tot in de verste verten voor ons uit als we weer over een bergkam lopen. De bomen bedekken ze als een lappendeken, afgewisseld met open plekken en verbrande stukken bos. Op het eerste gezicht ziet het er wild en onherbergzaam uit, maar we kruisen meer en meer wegen, lopen soms over een grote camping en ontmoeten dagjesmensen. Het hoogteverschil dat we per dag overbruggen wordt kleiner en we dromen van langere wandeldagen. Toch krijgen we het nog niet voor elkaar om dagen van meer dan 25 mijl te lopen. Om ons heen lopen steeds meer mensen steeds langere dagen en lopen sommigen met schijnbaar gemak meerdere dagen van 25mijl of meer achter elkaar. Ik zou het graag ook doen, maar pogingen daartoe lukken steeds niet. Onze lichamen lijken het niet aan te kunnen. Vermoeidheid speelt op en het is lastig de wandeltijd op te rekken en na het avondeten nog een paar mijl door te lopen. Blijkbaar is het onze tijd nog niet.
Een paar dagen later is het dan toch echt te veel. Na een dag door een bosbrandgebied lopen met 36 graden is het aan het einde van de dag te veel voor Marit. Aangekomen in het kleine dorpje Belden wordt ze misselijk. Vermoedelijk een zonnesteek. De volgende dag staat een grote klim op het programma en het belooft net zo warm te worden. Om half 5 gaat de wekker maar ze voelt zich niet goed genoeg op pad te gaan. Een moeilijke beslissing om te nemen, want natuurlijk willen we alles lopen. We nemen afscheid van onze trail-familie en liften via Chico naar Redding. Het voelt vreemd zo ver van de trail te zijn, in een grote stad. Morgen gaan we richting het berg dorpje Burney waar ze gewend zijn aan hikers. Daar rusten we nog 2 dagen uit en dan pakken we de trail weer op, over de helft, richting Oregon!
Ik kan ook vertellen dat ik de eerste paar dagen tegen vond vallen. Alsof we nog steeds in de woestijn liepen, maar dan op 2000 meter hoogte. De frustratie die ik voelde bij iedere kilometer die we nog steeds door het rulle zand sloften sloeg na verloop van tijd om in woede. Het zou het mooiste stuk van de pct zijn, maar ik kon alleen maar verlangen naar de Alpen. Maar als ik dat zeg, dan moet ik ook over Forester Pass schrijven. Hoe we de dag na Withney wéér naar 4000 meter klommen en de hoogste pas op de route over trokken. En toen, ja. Toen werd ik verliefd. Vanaf de kale rotsen stroomde smeltwater de vallei in. Een klein stroompje eerst nog maar dat werd al snel een bulderende rivier. We zwommen in een bergmeer en liepen daarna met het water de vallei in. Geflankeerd door massieve rosten slingerde het water zich in de verte voor ons uit. Ik was de vermoeidheid van de klim vergeten en voelde dat ik wilde ontdekken. Ik wilde het water volgen en langzaam over groene weiden afdalen richting het bos. De zon begon zich langzaam terug te trekken en wierp een oranje gloed over de vallei. De enorme bomen dempten ieder geluid behalve dat van het kolkende water. Als betoverd liet ik me verder voeren. Dagen achtereen trokken we over tientallen passen en door tientallen valleien. De een nog mooier dan de ander. Het is wildernis zoals wildernis hoort te zijn. Ons vroege opstaan wordt beloond als we tijdens een eindeloze klim naar de volgende pas een beer naast ons weten. Gemoedelijk loopt hij langs het water op zoek naar wat te eten.
Maar ik moet ook vertellen over de constante uitdaging die ons geboden wordt. Voor zeven dagen eten meenemen is niet niks. Het is een voorrecht zolang in de natuur te mogen zijn, maar dat is zwaar. Een paar dagen geleden beklommen we Muir Pass. Een pas met een prachtige aanloop en een bikkelhard einde van 2 kilometer sneeuwveld. Het was het einde van de dag en we twijfelden of we verder moesten. Mensen die naar beneden kwamen vertelden ons dat het zonder Micro-spikes niet te doen was (die hadden we niet) en dat het zeker 3 uur zou duren. Ik twijfelde. Durfde ik op dat uur van de dag nog zo’n tocht te maken in dat onherbergzame en kille gebied? Marit wel en ik vertrouwde op haar instinct. Het was zwaar. We zakten af en toe weg in de sneeuw, raakten het pad soms kwijt en kregen natte voeten, maar veel eerder dan verwacht kwamen we op de pas aan. Een prachtige hut wachtte ons en gemoedelijk sliepen we met 7 anderen in wat al snel een enorm stinkhol werd. De zonsondergang en -opkomst waren magisch. Ze hulden alles in een oranje gloed. Die morgen echter daalden we in de sneeuw af naar weer een nieuwe vallei en beklommen we weer een nieuwe pas.
Ach, ik kan nog zoveel meer vertellen; pijnlijke voeten, onstilbare honger, sneeuwstormen, kampvuren en enorme uitputting. Wie weet in het volgende deel.